Virtualization Station 4 gebruiken


Laatst gewijzigd op: 2022-12-05

Virtualization Station

Over Virtualization Station

Virtualization Station centraliseert het maken, configureren en beheren van virtuele machines op uw QNAP-apparaat. Met een virtuele machine (VM) kunt u verschillende gevirtualiseerde softwaretoepassingen, zoals besturingssystemen of softwarerouters, uitvoeren in een veilige omgeving op uw apparaat.

Specificaties van Virtualization Station

Bron

Specificaties

Ondersteunde besturingssystemen

Raadpleeg Welk besturingssysteem kan ik in Virtualization Station implementeren? voor de lijst met ondersteunde besturingssystemen.

Maximumaantal snapshots

Maximaal 32 per virtuele machine

Maximumaantal gelijktijdig uitgevoerde virtuele machines

Het aantal virtuele machines dat gelijktijdig wordt uitgevoerd, is over het algemeen beperkt tot de beschikbare CPU- en geheugenbronnen van het apparaat. Wanneer u meerdere virtuele machines tegelijkertijd uitvoert, kan dit de prestaties van het apparaat negatief beïnvloeden.

Maximumaantal virtuele machines

Geen limiet

Maximumaantal virtuele apparaten

Elke virtuele machine ondersteunt maximaal 16 apparaten, waaronder harde schijven en cd/dvd-roms.

Maximumaantal virtuele netwerkadapters

Maximaal 8 per virtuele machine

Maximumaantal SR-IOV-netwerkadapters

Maximaal 8 per virtuele machine

Maximumaantal fysieke USB-verbindingen

Maximaal 4 per virtuele machine

Maximumaantal fysieke PCIe-verbindingen

Maximaal 3 per virtuele machine

Maximumaantal Intel® QAT-versnellers

Maximaal 16 per virtuele machine

Ondersteunde bestandstypen voor importeren

*.ova, *.ovf, *.vmx, *.qvm

Onderdelen van de gebruikersinterface

De gebruikersinterface van Virtualization Station kent drie hoofdonderdelen.

Label

Zone

Beschrijving

1

Werkbalk

De werkbalk geeft de volgende knoppen weer:

  • Virtuele machine maken: Klik om virtuele machines te maken.
    Tip:

    Klik op het pictogram met de pijl naast Virtuele machine maken om verschillende acties in Virtualization Station uit te voeren, zoals het maken van virtuele machines en plannen voor gegevensbescherming.

  • Dashboard: Klik om de systeembronnen en hun informatie te bewaken.

  • Achtergrondtaken: Klik hierop om de lijst met achtergrondtaken weer te geven.

  • Meldingen: Klik om meldingen van Virtualization Station te bekijken.

  • Meer: Klik hierop en selecteer vervolgens een van de volgende opties:

    • Taal: Klik hierop om een keuze te maken uit de lijst met ondersteunde talen voor de toepassing.

    • Instellingen: Klik hierop om de regels voor meldingen te configureren.

    • Hulpprogramma's: Klik om de instellingen voor het omzetten van installatiekopieën te openen.

      Raadpleeg voor meer informatie: Een installatiekopie voor een virtuele machine omzetten

    • Foutopsporingsrapport downloaden: Downloadt foutopsporingslogbestanden in geval van problemen met Virtualization Station.

    • Over: Geeft de versie van Virtualization Station weer.

2

Menu

Het menu consolideert informatie en bronnen over Virtualization Station onder verschillende kopjes.

3

Hoofddeelvenster

Het hoofddeelvenster geeft het geselecteerde scherm weer.

Virtuele machines en apparaten maken

Met Virtualization Station kunt u virtuele machines maken, VM-bestanden importeren en virtuele apparaten (VA’s) implementeren vanaf de VM-marktplaats.

Een virtuele machine maken aan de hand van de eenvoudige instellingen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Virtuele machine maken.

    Het venster Maak een nieuwe virtuele machine wordt geopend.

  3. Configureer de algemene instellingen.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Naam van de virtuele machine

    Geef een naam op die wordt gebruikt om de virtuele machine te herkennen.

    Vereisten:

    • Lengte: 1-32 tekens

    • Niet toegestaan: De naam kan niet beginnen met een spatie ( ).

    • De volgende speciale tekens zijn niet toegestaan: ` * = + [ ] \ | ; : ' " , < > / ? %

    Beschrijving

    Voer een beschrijving in voor de virtuele machine.

    Bestandslocatie

    Selecteer een locatie op het apparaat waar de installatiekopie en bestanden voor de virtuele machine moeten worden opgeslagen.

    Tip:

    Ga naar Voorkeuren > Poorten en opslagruimte om de standaardlocatie voor virtuele machines te configureren.

  4. Selecteer de locatie van de virtuele machine.
    1. Klik op .

      Het venster Selecteer een maplocatie wordt weergegeven.

    2. Selecteer een map in het vervolgkeuzemenu.
    3. Klik op Oké.

      Virtualization Station werkt de locatie naar de map bij.

  5. Selecteer het gastbesturingssysteem en de versie van het besturingssysteem.
  6. Klik op Volgende.

    Het venster Instellingen aanpassen wordt weergegeven.

  7. Configureer de instellingen voor de virtuele machine.

    U kunt, afhankelijk van uw vereisten, eenvoudige of uitgebreide instellingen configureren.

    Tip:

    Instelling

    Actie van gebruiker

    CPU's

    Geef het maximumaantal CPU-kernen op dat beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Geheugen

    Geef de maximumhoeveelheid geheugen op die beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Harde schijf

    Selecteer één van de volgende opties:

    • Installatiekopie maken maakt een nieuwe installatiekopie voor de virtuele schijf.

    • Met Bestaande installatiekopie gebruiken kunt u een bestaande installatiekopie selecteren op uw apparaat.

    Opmerking:

    U kunt een bestaande installatiekopie gebruiken om te voorkomen dat u de virtuele machine opnieuw moet installeren en configureren.

    Netwerkadapter

    Selecteer een virtuele switch om de virtuele machine in staat te stellen verbinding te maken met een fysieke netwerkadapter.

    Cd-/dvd-rom

    Geef een locatie op voor het ISO-bestand.

    BIOS

    Selecteer de vereiste opstartmodus om het opstartproces van de virtuele machine te beheren.

    VNC-wachtwoord

    Wijs een wachtwoord voor toegang op afstand toe aan de virtuele machine.

  8. Klik op Volgende.

    Het venster Samenvatting wordt weergegeven.

  9. Controleer de instellingen van de virtuele machine.
  10. Selecteer Start de VM na het maken automatisch.
  11. Klik op Maken.

Virtualization Station maakt de virtuele machine.

Een virtuele machine maken aan de hand van de uitgebreide instellingen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Virtuele machine maken.

    Het venster Maak een nieuwe virtuele machine wordt geopend.

  3. Configureer de algemene instellingen.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Naam van de virtuele machine

    Geef een naam op die wordt gebruikt om de virtuele machine te herkennen.

    Vereisten:

    • Lengte: 1-32 tekens

    • Niet toegestaan: De naam kan niet beginnen met een spatie ( ).

    • De volgende speciale tekens zijn niet toegestaan: ` * = + [ ] \ | ; : ' " , < > / ? %

    Beschrijving

    Voer een beschrijving in voor de virtuele machine.

    Bestandslocatie

    Selecteer een locatie op het apparaat waar de installatiekopie en bestanden voor de virtuele machine moeten worden opgeslagen.

    Tip:

    Ga naar Voorkeuren > Poorten en opslagruimte om de standaardlocatie voor virtuele machines te configureren.

  4. Selecteer de locatie van de virtuele machine.
    1. Klik op .

      Het venster Selecteer een maplocatie wordt weergegeven.

    2. Selecteer een map in het vervolgkeuzemenu.
    3. Klik op Oké.

      Virtualization Station werkt de locatie naar de map bij.

  5. Selecteer het gastbesturingssysteem en de versie van het besturingssysteem.
  6. Klik op Volgende.

    Het venster Instellingen aanpassen wordt weergegeven.

  7. Configureer de instellingen voor de virtuele machine.

    U kunt, afhankelijk van uw vereisten, eenvoudige of uitgebreide instellingen configureren.

    Tip:

    Instelling

    Actie van gebruiker

    CPU-model

    Selecteer het CPU-model dat door de virtuele machine wordt gebruikt.

    CPU's

    Geef het maximumaantal CPU-kernen op dat beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Tip:

    Schakel ‘Actieve CPU toevoegen’ in om CPU-bronnen toe te voegen aan een actieve virtuele machine.

    Geheugen

    Geef de maximumhoeveelheid geheugen op die beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Geheugen delen inschakelen

    Selecteer deze optie om de geheugendichtheid op het hostsysteem te verbeteren door redundante kopieën van geheugenpagina's uit te bannen.

    Dynamische geheugentoewijzing inschakelen

    Selecteer deze optie om Virtualization Station toe te staan om de juiste hoeveelheid geheugen toe te wijzen aan een virtuele machine op basis van de actuele behoeften van het systeem en de virtuele machine.

    BIOS

    Selecteer de vereiste opstartmodus om het opstartproces van de virtuele machine te beheren.

  8. Klik op Volgende.

    De pagina Instelling voor harde schijf configureren wordt weergegeven.

  9. Configureer de instellingen voor de harde schijf.
    Tip:

    Klik op Toevoegen om een nieuwe harde schijf te maken of een bestaande harde schijf te selecteren.

    Opmerking:
    • Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    • U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door te klikken op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen op de pagina Cd-/dvd-rom.

    1. Geef de capaciteit van de harde schijf op.
    2. Selecteer de apparaatcontroller.
    3. Selecteer de cachemodus.
    4. Geef een installatiekopiebestand op.
      Tip:
      • Nieuw imagepad maakt een nieuwe harde schijf op de standaardlocatie voor virtuele machines.

      • Klik op om een bestaande installatiekopie te selecteren.

  10. Klik op Volgende.
  11. Configureer de instellingen voor de netwerkadapter.
    Tip:

    Klik op Netwerkadapter toevoegen om een nieuwe netwerkadapter te maken.

    Opmerking:
    • Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    • U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door te klikken op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen op de pagina Cd-/dvd-rom.

    1. Selecteer het model netwerkaansluiting.
    2. Selecteer een netwerkaansluiting om verbinding te maken met de virtuele machine.
    3. Geef het MAC-adres van het netwerk op.
      Tip:

      Klik op om een nieuw MAC-adres te genereren.

  12. Klik op Volgende.
  13. Configureer de instellingen voor cd-/dvd-rom.
    Tip:
    • Klik op Toevoegen > Cd-/dvd-rom toevoegen om een nieuwe optische installatiekopie toe te voegen.

    • Klik op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen om een cd met hulpprogramma's voor gasten te plaatsen.

    1. Selecteer de apparaatcontroller.
    2. Klik op om het ISO-bestand te selecteren.
  14. Klik op Volgende.
  15. Configureer de overige instellingen;

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Videokaart

    Geef een videotype op.

    • VGA: Standaard VGA-kaart met Bochs VBE-extensies. Kies deze optie wanneer u hoge resoluties (1280x1024x16 of hoger) wilt gebruiken.

    • VMVGA: Een krachtigere en uitgebreidere kaart voor virtuele schermen dan VGA. Als het bijbehorende stuurprogramma op de virtuele machine is geïnstalleerd, kan dit type meer resolutieopties bieden.

    • Cirrus: De Cirrus Logic GD5446-videokaart heeft een betere compatibiliteit met oudere besturingssystemen. Als het goed is, herkennen en gebruiken alle Windows-versies (vanaf Windows 95) deze grafische kaart.

    • QXL: QXL is een paravirtuele grafische kaart die compatibel is met VGA en die het beste werkt met gaststuurprogramma's die op de virtuele machine zijn geïnstalleerd. U kunt deze videokaart gebruiken wanneer SPICE is ingeschakeld op de virtuele machine.

    Opmerking:
    • Om QXL volledig te kunnen gebruiken op een virtuele Windows®-machine moet u de stuurprogramma's van de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren.

      U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door te klikken op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen op de pagina Cd-/dvd-rom.

    • Als de virtuele machine aan een QVM is toegewezen, selecteert Virtualization Station automatisch QXL als de videokaart.

    Audioapparaat

    Klik op om een geëmuleerd Intel High Definition Audio-apparaat aan te sluiten op de virtuele machine.

    Belangrijk:

    Voor sommige oudere besturingssystemen, zoals Windows® XP, moet u afzonderlijke stuurprogramma's voor het apparaat installeren.

    USB-controller

    Selecteer de USB-versie in de vervolgkeuzelijst.

    Belangrijk:
    • USB 3.0 is alleen beschikbaar voor virtuele machines met minimaal Windows 8.

    • Als er geen stuurprogramma's voor aangesloten USB-apparaten zijn geïnstalleerd, zal het apparaat mogelijk niet goed functioneren.

    Beleid voor automatisch starten

    Configureer een beleid voor automatisch starten voor de virtuele machine.

    • Geen: Selecteer deze optie om de virtuele machine niet toe te staan om automatisch te starten.

    • Vorige status behouden: Selecteer deze optie om de vorige staat van de virtuele machine te behouden door het opstarten met een opgegeven aantal seconden te vertragen.

    • Altijd: Selecteer deze optie om de virtuele machine altijd na een specifiek aantal seconden te starten.

    Toetsenbord

    Selecteer het toetsenbord om toetsensignalen op te geven voor de toetsenbordtoewijzing van virtuele machines.

    VNC-wachtwoord

    Geef een wachtwoord om de VNC-verbinding te versleutelen.

  16. Klik op Volgende.

    Het venster Samenvatting wordt weergegeven.

  17. Controleer de instellingen van de virtuele machine.
  18. Selecteer Start de VM na het maken automatisch.
  19. Klik op Maken.

Virtualization Station maakt de virtuele machine.

Een virtueel apparaat implementeren vanaf de VM-marktplaats

De VM-marktplaats biedt toegang tot verschillende kant-en-klare toepassingen die zijn verpakt als virtuele apparaten. U kunt in de VM-marktplaats een bestaand virtueel apparaat downloaden en het vervolgens een implementeren op uw apparaat.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar VM-marktplaats.
  3. Zoek een virtuele machine.
  4. Klik op Implementeren.
  5. Configureer de uitgebreide instellingen voor de virtuele machine.

Virtualization Station implementeert het virtuele apparaat.

Een virtuele machine importeren

U kunt in Virtualization Station virtuele machines importeren vanaf uw pc, het lokale QNAP-apparaat of een extern apparaat.

Virtualization Station importeert alleen de volgende bestandstypen: .ova, .ovf, .vmx, .qvm

Een virtuele machine importeren vanaf een pc

  1. Open Virtualization Station.

    De pagina Overzicht wordt weergegeven.

  2. Klik naast Virtuele machine maken op > Virtuele machine importeren.

    Het venster Virtuele machine importeren wordt weergegeven.

  3. Selecteer Pc.
  4. Klik op .

    Er wordt een Verkenner-venster geopend.

  5. Selecteer het bestand met de virtuele machine.
  6. Klik op Volgende.
  7. Configureer de algemene instellingen voor de virtuele machine.
  8. Klik op Volgende.
  9. Optioneel: Configureer de uitgebreide instellingen.
  10. Klik op Volgende.

    Het venster Samenvatting wordt weergegeven.

  11. Controleer de instellingen van de virtuele machine.
  12. Selecteer Start de VM na het maken automatisch.
  13. Klik op Maken.

Virtualization Station importeert en maakt de virtuele machine.

Een virtuele machine importeren vanaf het lokale apparaat

  1. Open Virtualization Station.

    De pagina Overzicht wordt weergegeven.

  2. Klik naast Virtuele machine maken op > Virtuele machine importeren.

    Het venster Virtuele machine importeren wordt weergegeven.

  3. Selecteer Lokaal apparaat.
  4. Klik op .

    Er wordt een Verkenner-venster geopend.

  5. Zoek het bestand met de virtuele machine.
  6. Klik op Oké.

    Het Verkenner-venster wordt gesloten.

  7. Klik op Volgende.
  8. Configureer de algemene instellingen voor de virtuele machine.
  9. Klik op Volgende.
  10. Optioneel: Configureer de uitgebreide instellingen.
  11. Klik op Volgende.

    Het venster Samenvatting wordt weergegeven.

  12. Controleer de instellingen van de virtuele machine.
  13. Selecteer Start de VM na het maken automatisch.
  14. Klik op Maken.

Virtualization Station importeert en maakt de virtuele machine.

Een virtuele machine importeren vanaf een extern apparaat

  1. Open Virtualization Station.

    De pagina Overzicht wordt weergegeven.

  2. Klik naast Virtuele machine maken op > Virtuele machine importeren.

    Het venster Virtuele machine importeren wordt weergegeven.

  3. Selecteer Extern apparaat.
  4. Klik op .

    Het menu met referenties wordt weergegeven.

  5. Maak verbinding met een extern apparaat.

    Optie

    Actie van gebruiker

    Een nieuw account voor een extern apparaat opslaan

    1. Klik op Nieuwe referentie.

      Het venster Nieuwe referentie wordt weergegeven.

    2. Geef een naam op om het account te kunnen herkennen.

    3. Geef het IP-adres van het externe apparaat op of klik op .

    4. Geef de poort op.

    5. Optioneel: Selecteer SSL-verbinding gebruiken.

    6. Geef een gebruikersnaam op.

    7. Geef een wachtwoord op.

    8. Klik op Testen.

      Virtualization Station verifieert de externe verbinding.

    9. Klik op Maken.

      Virtualization Station voegt de referenties voor het apparaat toe.

    Verbinding maken met een bestaand extern apparaat

    1. Geef het IP-adres van het externe apparaat op of klik op .

    2. Selecteer een bestaand account voor het externe apparaat.

  6. Klik op .

    Het venster Selecteer een VM-bestand wordt weergegeven.

  7. Selecteer het bestand met de virtuele machine.
  8. Klik op Oké.

    Virtualization Station voegt het geselecteerde bestand toe.

  9. Klik op Volgende.
  10. Klik op Openen;

    Het verkennervenster wordt gesloten.

  11. Klik op Volgende.
  12. Configureer de algemene instellingen voor de virtuele machine.
  13. Klik op Volgende.
  14. Optioneel: Configureer de uitgebreide instellingen.
  15. Klik op Volgende.

    Het venster Samenvatting wordt weergegeven.

  16. Controleer de instellingen van de virtuele machine.
  17. Selecteer Start de VM na het maken automatisch.
  18. Klik op Maken.

Virtualization Station importeert en maakt de virtuele machine.

VM-beheer

Virtualization Station geeft alle virtuele machines weer die actief zijn op het apparaat. Nadat u een virtuele machine hebt geselecteerd, kunt u gedetailleerde informatie weergeven, bronnen van de virtuele machine bewaken, instellingen configureren, snapshots openen en logbestanden voor elke virtuele machine evalueren.

Acties voor virtuele machines

Met Virtualization Station kunt u verschillende acties uitvoeren met betrekking tot het beheren en configureren van uw virtuele machine.

Een virtuele machine starten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Start.

Virtualization Station start de virtuele machine.

Een virtuele machine onderbreken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Afsluiten op > Uitstellen aan de bovenkant van het deelvenster.

    Het venster Virtuele machine onderbreken wordt geopend.

  5. Klik op Oké.

Virtualization Station onderbreekt de virtuele machine.

Een virtuele machine hervatten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een onderbroken virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Hervatten.

Virtualization Station hervat de virtuele machine.

Een virtuele machine klonen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Zoek een virtuele machine.
  4. Klik op > Kloon.

    Het venster Virtuele machine klonen wordt geopend.

  5. Configureer de instellingen voor de virtuele machine.
  6. Klik op Maken.

Virtualization Station kloont de virtuele machine.

Een virtuele machine migreren vanaf een extern apparaat

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Virtuele machines.
  3. Klik op Migreren.

    Het venster Virtuele machine migreren wordt geopend.

  4. Selecteer een extern apparaat.

    Optie

    Actie van gebruiker

    Informatie toevoegen over een nieuw extern apparaat

    1. Klik op Voeg informatie toe over het externe apparaat.

      Het venster Referenties voor externe apparaat configureren wordt weergegeven.

    2. Geef een naam op om het account te kunnen herkennen.

    3. Geef het IP-adres van het externe apparaat op of klik op .

    4. Geef de poort op.

    5. Optioneel: Selecteer SSL-verbinding gebruiken.

    6. Geef een gebruikersnaam op.

    7. Geef een wachtwoord op.

    8. Klik op Testen.

      Virtualization Station verifieert de externe verbinding.

    9. Klik op Maken.

      Virtualization Station voegt de referenties voor het apparaat toe.

    Selecteer een bestaand extern apparaat.

    Selecteer een bestaand account voor het externe apparaat.

  5. Controleer de compatibiliteit van het lokale en externe apparaat.
  6. Klik op Volgende.
  7. Selecteer de richting voor de migratie van de virtuele machine vanaf het externe apparaat naar het lokale apparaat.
  8. Klik op Volgende.
  9. Selecteer bestaande virtuele machines op het lokale apparaat.
  10. Klik op Volgende.
  11. Selecteer een migratiemethode.
    • Alle schijfinstallatiekopieën verplaatsen naar dezelfde locatie

    • Geef een doellocatie op voor elke schijfinstallatiekopie

  12. Klik op Volgende.
  13. Configureer de VM-instellingen.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Naam van de virtuele machine

    Geef een naam op voor de virtuele machine.

    Bestandslocatie

    Klik op om een locatie te selecteren voor de virtuelemachinebestanden.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer u de migratiemethode Alle schijfinstallatiekopieën verplaatsen naar dezelfde locatie selecteert.

    Image-pad

    Geef het pad voor de installatiekopie op voor virtuele harde schijven.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer u de migratiemethode Doellocatie opgeven voor elke schijfinstallatiekopie selecteert.

    Netwerkadapter

    Selecteer een virtuele switch om de virtuele machine te verbinden met een fysieke netwerkadapter.

    VM-consolepoort

    Geef een poortnummer op dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de virtuele machine.

    Opmerking:
    • Geef een waarde op tussen 5900 en 5930.

    • Dit veld wordt alleen weergegeven wanneer er een conflict is tussen het nummer van de bron- en doelpoort.

  14. Selecteer De virtuele bronmachine en reservekopietaken en bestanden verwijderen nadat de migratie is voltooid.
  15. Controleer de migratie-instellingen.
  16. Klik op Migreren.

Virtualization Station migreert de virtuele machine vanaf het externe apparaat.

Een virtuele machine migreren naar een extern apparaat

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Virtuele machines.
  3. Zoek een virtuele machine.
  4. Klik op > Migreren.

    Het venster Virtuele machine migreren wordt geopend.

  5. Selecteer een extern apparaat.

    Optie

    Actie van gebruiker

    Informatie toevoegen over een nieuw extern apparaat

    1. Klik op Voeg informatie toe over het externe apparaat.

      Het venster Referenties voor externe apparaat configureren wordt weergegeven.

    2. Geef een naam op om het account te kunnen herkennen.

    3. Geef het IP-adres van het externe apparaat op of klik op .

    4. Geef de poort op.

    5. Optioneel: Selecteer SSL-verbinding gebruiken.

    6. Geef een gebruikersnaam op.

    7. Geef een wachtwoord op.

    8. Klik op Testen.

      Virtualization Station verifieert de externe verbinding.

    9. Klik op Maken.

      Virtualization Station voegt de referenties voor het apparaat toe.

    Selecteer een bestaand extern apparaat.

    Selecteer een bestaand account voor het externe apparaat.

  6. Controleer de compatibiliteit van het lokale en externe apparaat.
  7. Klik op Volgende.
  8. Selecteer een migratiemethode.
    • Alle schijfinstallatiekopieën verplaatsen naar dezelfde locatie

    • Geef een doellocatie op voor elke schijfinstallatiekopie

  9. Klik op Volgende.
  10. Configureer de VM-instellingen.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Naam van de virtuele machine

    Geef een naam op voor de virtuele machine.

    Bestandslocatie

    Klik op om een locatie te selecteren voor de virtuelemachinebestanden.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer u de migratiemethode Alle schijfinstallatiekopieën verplaatsen naar dezelfde locatie selecteert.

    Image-pad

    Geef het pad voor de installatiekopie op voor virtuele harde schijven.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer u de migratiemethode Doellocatie opgeven voor elke schijfinstallatiekopie selecteert.

    Netwerkadapter

    Selecteer een virtuele switch om de virtuele machine te verbinden met een fysieke netwerkadapter.

    VM-consolepoort

    Geef een poortnummer op dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de virtuele machine.

    Opmerking:
    • Geef een waarde op tussen 5900 en 5930.

    • Dit veld wordt alleen weergegeven wanneer er een conflict is tussen het nummer van de bron- en doelpoort.

  11. Selecteer De virtuele bronmachine en reservekopietaken en bestanden verwijderen nadat de migratie is voltooid.
  12. Controleer de migratie-instellingen.
  13. Klik op Migreren.

Virtualization Station migreert de virtuele machine naar het lokale apparaat.

De VM-console openen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Console.

Virtualization Station opent de VM-console.

Hardwareapparaten toevoegen aan een virtuele machine

Door hardwareapparaten aan een virtuele machine toe te voegen, kunt u de mogelijkheden ervan uitbreiden.

Een opslagapparaat toevoegen aan een virtuele machine

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of uitgeschakelde virtuele machine.
    Opmerking:

    U kunt alleen VirtIO-apparaten toevoegen als een virtuele machine actief is.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Opslag.
  6. Klik op Toevoegen en daarna op Nieuwe harde schijf toevoegen.
  7. Configureer de apparaatinstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Capaciteit

    Geef de capaciteit van de harde schijf op.

    Controller

    De verbindingsinterface voor het opslagapparaat.

    Opmerking:

    Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door een virtuele machine te selecteren en daarna naar Bewerken > Cd-/dvd-rom > Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten te gaan.

    Cachemodus

    De cachemodus van het opslagapparaat.

    Image-pad

    Hiermee kunt u een nieuwe HDD-installatiekopie maken of een bestaand installatiekopiebestand gebruiken.

  8. Klik op Toepassen.

Virtualization Station voegt het opslagapparaat toe.

Een netwerkapparaat toevoegen aan een virtuele machine

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of uitgeschakelde virtuele machine.
    Opmerking:

    U kunt alleen VirtIO-apparaten toevoegen als een virtuele machine actief is.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Netwerk.
  6. Klik op Netwerkadapter toevoegen.
  7. Configureer de netwerkinstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Model

    Het model van de netwerkadapter.

    Opmerking:

    Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door een virtuele machine te selecteren en daarna naar Bewerken > Cd-/dvd-rom > Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten te gaan.

    Maak verbinding met

    De virtuele adapter die verbinding moet maken met de virtuele machine.

    MAC-adres

    Het MAC-adres voor de netwerkadapter.

    Tip:

    Klik op om een MAC-adres te genereren.

  8. Klik op Toepassen.

Virtualization Station voegt het netwerkapparaat toe.

Een SR-IOV-netwerkapparaat toevoegen aan een virtuele machine

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een uitgeschakelde virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Netwerk.
  6. Klik op Netwerkadapter toevoegen.
  7. Configureer de netwerkinstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Model

    Het model van de netwerkadapter voor SR-IOV-passthrough.

    Maak verbinding met

    De fysieke functie die verbinding moet maken met de virtuele machine.

    MAC-adres

    Het MAC-adres voor de netwerkadapter.

    Tip:

    Klik op om een MAC-adres te genereren.

  8. Klik op Toepassen.

Virtualization Station voegt het netwerkapparaat toe.

Een cd/dvd toevoegen aan een virtuele machine

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een uitgeschakelde virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Cd-/dvd-rom.
  6. Klik op Toevoegen en daarna op Cd-/dvd-rom toevoegen.
  7. Configureer de apparaatinstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Controller

    De verbindingsinterface voor het cd-/dvd-apparaat.

    Schijf (.iso)

    Het pad naar het ISO-installatiekopiebestand.

    1. Klik op .

      Het venster Cd-rom aansluiten wordt geopend.

    2. Selecteer een installatiekopie.

    3. Klik op Oké.

  8. Klik op Toepassen.

Virtualization Station voegt de cd-/dvd-rom toe.

Een ISO-bestand verbinden met een virtuele machine

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Cd-/dvd-rom.
  6. Configureer de instellingen voor de schijf (.iso).
    1. Klik op .

      Het venster Cd-rom aansluiten wordt geopend.

    2. Selecteer een ISO-installatiekopie.
    3. Klik op Oké.
  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station maakt verbinding met het ISO-bestand.

Een cd met gasthulpprogramma’s in een virtuele machine plaatsen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Ga naar Bewerken.

    Het venster [Virtuele machine] bewerken wordt weergegeven.

  5. Klik op Cd-/dvd-rom.
  6. Klik op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen.
  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station voegt de cd met hulpprogramma's voor gasten voor Windows toe.

Een virtuele machine exporteren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of uitgeschakelde virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Bewerken op > Exporteren aan de bovenkant van het deelvenster;

    Het venster Exporteer Virtuele Machine wordt geopend.

  5. Configureer de bestandsinstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Bestandsnaam

    De naam die wordt gebruikt voor het exportbestand

    Indeling

    De indeling van het exportbestand.

    Opmerking:

    U kunt alleen de .qvm-indeling selecteren voor virtuele machines die actief zijn. De VM start opnieuw als de import is voltooid.

  6. Optioneel: Configureer aanvullende instellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    ISO-installatiekopieën insluiten

    Neemt een ISO-installatiekopie op in het exportbestand.

    Installatiekopieën comprimeren

    Comprimeert het exportbestand.

    Opmerking:

    Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer u de .qvm-indeling selecteert.

    Geoptimaliseerde indeling voor streaming

    Comprimeert het exportbestand tot één indeling die kan uitbreiden voor streaming.

    Opmerking:

    Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer u de .ovf-indeling selecteert.

  7. Geef de exportlocatie op.

    Locatie

    Actie van gebruiker

    Lokaal apparaat

    1. Klik op .

      Het venster Exportlocatie wordt geopend.

    2. Selecteer een locatie.

    3. Klik op Oké.

    Extern apparaat

    1. Selecteer het externe apparaat.

      Tip:

      Klik op Nieuwe referentie om een nieuw extern apparaat toe te voegen.

    2. Klik op .

      Het venster Bladeren wordt geopend.

    3. Selecteer een locatie.

    4. Klik op Oké.

  8. Klik op Start.

    Virtualization Station bereidt de geëxporteerde virtuele machine voor.

Virtualization Station exporteert de virtuele machine.

Een virtuele machine delen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Bewerken op > Koppeling delen aan de bovenkant van het deelvenster.
  5. Klik op Deelbare koppeling maken.

    Het venster Deelbare koppeling maken wordt geopend.

  6. Geef de domeinnaam of het IP-adres op.
  7. Geef een vervaldatum op.
  8. Optioneel: Voer een beschrijving in.
  9. Klik op Maken.

    Het venster Koppeling voor delen is gemaakt wordt weergegeven.

  10. Klik op .

Virtualization Station kopieert de koppeling naar uw klembord.

Een virtuele machine opnieuw instellen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of onderbroken virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Afsluiten of Hervatten op > Opnieuw instellen aan de bovenkant van het deelvenster.

    Er wordt een dialoogvenster geopend.

  5. Klik op Oké.

Virtualization Station stelt de virtuele machine opnieuw in.

Een virtuele machine verwijderen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een uitgeschakelde virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Bewerken op > Verwijderen aan de bovenkant van het deelvenster.

    Het venster Virtuele machine verwijderen wordt geopend.

  5. Optioneel: Selecteer de installatiekopieën van de harde schijf.
    Opmerking:

    Selecteer de optie om de virtuele machine samen met de installatiekopiebestanden te verwijderen.

  6. Optioneel: Selecteer Verwijder de VM-map.
    Opmerking:

    Schakel deze optie in om de map van de virtuele machine en de inhoud ervan te verwijderen.

  7. Klik op Oké.

Virtualization Station verwijdert de virtuele machine.

Een virtuele machine afsluiten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Afsluiten.

Virtualization Station stuurt een ACPI-uitschakelingssignaal om de virtuele machine af te sluiten.

Een virtuele machine geforceerd afsluiten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of onderbroken virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Uitschakelen of Hervatten op > Geforceerd sluiten aan de bovenkant van het deelvenster.

Virtualization Station schakelt de virtuele machine direct uit.

Tijdsynchronisatie configureren

Met tijdsynchronisatie in Virtualization Station kunt u de tijd van een actieve virtuele machine zo instellen dat deze geljk is aan de tijd van het hostapparaat.

Opmerking:

U moet seriële Virtio-schakeling inschakelen en de QNAP-gasthulpprogramma’s (‘Guest Tools’) installeren om de tijd van de virtuele machine te synchroniseren met die van de host.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve virtuele machine.

    Het scherm Informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik naast Bewerken op > Tijd synchroniseren aan de bovenkant van het deelvenster.

    Het venster Gasttijd synchroniseren wordt geopend

  5. Klik op Oké.

Virtualization Station synchroniseert de tijd van de virtuele machine met het hostapparaat.

Het gebruik van bronnen door de virtuele machine controleren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Monitor.

Virtualization Station geeft de informatie over bronnen van de virtuele machine weer.

Tip:

Klik op om de informatie weer te geven in een nieuw venster.

Instellingen voor de virtuele machine

U kunt voor elke virtuele machine tal van instellingen configureren. Deze instellingen kunnen bepalen welke bronnen er beschikbaar zijn voor de virtuele machine of hoe de virtuele machine communiceert met het hostapparaat.

Belangrijk:

Sommige instellingen zijn niet toegankelijk als de virtuele machine wordt uitgevoerd of is gepauzeerd.

Algemene instellingen configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Configureer de instellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Naam van de virtuele machine

    Geef een naam op die wordt gebruikt om de virtuele machine te herkennen.

    Vereisten:

    • Lengte: 1-32 tekens

    • Niet toegestaan: De naam kan niet beginnen met een spatie ( ).

    • De volgende speciale tekens zijn niet toegestaan: ` * = + [ ] \ | ; : ' " , < > / ? %

    Beschrijving

    Voer een beschrijving in voor de virtuele machine.

    Besturingssysteem

    Selecteer het gastbesturingssysteem in het vervolgkeuzemenu.

    Versie van het besturingssysteem

    Selecteer de versie van het gastbesturingssysteem.

  6. Klik op Toepassen.

Virtualization Station bewaart de instellingen.

Systeeminstellingen configureren

Wijzig de CPU- en geheugenvereisten van de virtuele machine overeenkomstig de veranderende behoeften in de virtuele omgeving.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Systeem.
  6. Configureer de instellingen;

    Instelling

    Actie

    CPU-model

    Selecteer een beschikbaar CPU-model in de vervolgkeuzelijst.

    Opmerking:

    Gebruik Passthrough om de virtuele machine toe te staan om een CPU-model te selecteren dat de processor van het hostsysteem zo dicht mogelijk benadert.

    KVM Hypervisor-handtekening verbergen

    Selecteer deze optie om de handtekening van de KVM-hypervisor van het gastbesturingssysteem te verbergen.

    CPU's

    Geef het maximumaantal CPU-kernen op dat beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Opmerking:

    Selecteer ‘Actieve processor toevoegen’ inschakelen om CPU-bronnen toe te voegen aan een actieve virtuele machine.

    Geheugen

    Geef de maximumhoeveelheid geheugen op die beschikbaar is voor de virtuele machine.

    Opmerking:
    • Selecteer Geheugen delen inschakelen om de geheugendichtheid op het hostsysteem te verbeteren door redundante kopieën van geheugenpagina's uit te bannen.

    • Selecteer Dynamische geheugentoewijzing inschakelen om de virtuele machine toe te staan om ongebruikt geheugen van een andere virtuele machine op te vragen wanneer dat nodig is.

    Gereserveerd geheugen

    Geef de minimale hoeveelheid geheugen op die voor de virtuele machine wordt gegarandeerd.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer Dynamische geheugentoewijzing inschakelen wordt gebruikt.

    Shares

    Geef de share-waarde op die de virtuele machine nodig heeft om de opgegeven hoeveelheid geheugenshares te gebruiken wanneer met een andere virtuele machine wordt geconcurreerd om bronnen.

    Opmerking:

    Dit veld is alleen beschikbaar wanneer Dynamische geheugentoewijzing inschakelen wordt gebruikt.

  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station bewaart de instellingen.

Opstartinstellingen configureren

De opstartvolgorde bepaalt de apparaten en de volgorde waarin de virtuele machine zoekt naar opstartbestanden. Deze opstartbestanden kunnen bepalen hoe de virtuele machine werkt.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Opstartopties.
  6. Geef de opstartoptie voor de BIOS op.
  7. Configureer de instellingen voor de opstartvolgorde.

    Instelling

    Actie

    Standaard opstartapparaten gebruiken

    Selecteer deze optie om de standaard opstartopties te gebruiken die door het systeem worden geboden.

    Andere opstartapparaten gebruiken

    Selecteer deze optie om de virtuele machine op te starten vanaf het opgegeven opstartapparaat.

  8. Klik op Toepassen.

Virtualization Station slaat de opstartinstellingen op.

Opslaginstellingen configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een actieve of uitgeschakelde virtuele machine.
    Opmerking:

    U kunt alleen VirtIO-apparaten toevoegen als een virtuele machine actief is.

    Het scherm met informatie over de virtuele machine wordt weergegeven.

  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Opslag.
  6. Configureer de opslaginstellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Capaciteit

    Geef de capaciteit van de harde schijf op.

    Controller

    Selecteer de verbinding voor het opslagapparaat.

    Opmerking:
    • Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    • U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door een virtuele machine te selecteren en daarna naar Bewerken > Cd-/dvd-rom > Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten te gaan.

    Cachemodus

    Selecteer de cachemodus van het opslagapparaat.

    Image-pad

    Klik op om de locatie van de virtuele schijf te selecteren.

  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station slaat de opslaginstellingen op.

Instellingen voor netwerk configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Netwerk.
  6. Configureer de instellingen.

    Instelling

    Actie

    Model

    Selecteer het model van de netwerkadapter.

    Opmerking:

    Om de VirtIO-interface voor een virtuele Windows-machine te kunnen gebruiken, moet u eerst de VirtIO-stuurprogramma's installeren op de virtuele machine. Deze zijn beschikbaar op de cd met hulpprogramma's voor gasten.

    U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door een virtuele machine te selecteren en daarna naar Bewerken > Cd-/dvd-rom > Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten te gaan.

    Maak verbinding met

    Selecteer een virtuele adapter om verbinding te maken met de virtuele machine.

    Opmerking:

    Selecteer Netwerk in gebruikersmodus voor analyse- en prototypetaken.

    MAC-adres

    Het MAC-adres voor de netwerkadapter.

    Tip:

    Klik op om een nieuw MAC-adres te genereren.

  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station slaat de netwerkinstellingen op.

Cd-/dvd-instellingen configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Cd-/dvd-rom.
  6. Configureer de instellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Controller

    Selecteer de verbindingsaansluiting voor het cd-/dvd-rom-apparaat.

    Schijf (.iso)

    Klik op om het ISO-bestand te selecteren.

    Tip:

    Klik op om de ISO-installatiekopie uit de virtuele machine uit te werpen.

  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station bewaart de instellingen.

Andere instellingen configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Anders.
  6. Configureer de instellingen.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Videokaart

    Geef een videotype op.

    • VGA: Standaard VGA-kaart met Bochs VBE-extensies. Kies deze optie wanneer u hoge resoluties (1280x1024x16 of hoger) wilt gebruiken.

    • VMVGA: Een krachtigere en uitgebreidere kaart voor virtuele schermen dan VGA. Als het bijbehorende stuurprogramma op de virtuele machine is geïnstalleerd, kan dit type meer resolutieopties bieden.

    • Cirrus: Cirrus Logic GD5446-videokaart. Deze heeft een betere compatibiliteit met oudere besturingssystemen. Als het goed is, herkennen en gebruiken alle Windows-versies (vanaf Windows 95) deze grafische kaart.

    • QXL: Een paravirtuele grafische kaart met VGA-compatibiliteit. QXL werkt het beste met gaststuurprogramma’s die op de virtuele machine zijn geïnstalleerd. U kunt deze videokaart gebruiken wanneer SPICE is ingeschakeld op de virtuele machine.

    Opmerking:
    • Om QXL volledig te kunnen gebruiken op een virtuele Windows®-machine moet u de stuurprogramma's van de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren.

      U kunt de cd met hulpprogramma's voor gasten installeren door te klikken op Toevoegen > Cd met hulpprogramma's voor gasten invoegen op de pagina Cd-/dvd-rom.

    • Als de virtuele machine aan een QVM is toegewezen, selecteert Virtualization Station automatisch QXL als de videokaart.

    Audioapparaat

    Klik op om een geëmuleerd Intel High Definition Audio-apparaat aan te sluiten op de virtuele machine.

    Belangrijk:

    Voor sommige oudere besturingssystemen, zoals Windows XP, moet u afzonderlijk stuurprogramma's voor het apparaat installeren.

    USB-controller

    Selecteer de USB-versie in de vervolgkeuzelijst.

    Belangrijk:
    • USB 3.0 is alleen beschikbaar voor virtuele machines met minimaal Windows 8.

    • Als er geen stuurprogramma's voor aangesloten USB-apparaten zijn geïnstalleerd, zal het apparaat mogelijk niet goed functioneren.

    Beleid voor automatisch starten

    Configureer een beleid voor automatisch starten voor de virtuele machine.

    • Geen: Selecteer deze optie om de virtuele machine niet toe te staan om automatisch te starten.

    • Vorige status behouden: Selecteer deze optie om de vorige staat van de virtuele machine te behouden door het opstarten met een opgegeven aantal seconden te vertragen.

    • Altijd: Selecteer deze optie om de virtuele machine altijd na een specifiek aantal seconden te starten.

    Seriële Virtio-schakeling

    Schakel seriële Virtio-schakeling in om te communiceren met de virtuele machine waarop het hulpprogramma voor gasten is geïnstalleerd, zodat u het IP-adres van de virtuele machine kunt ophalen en de systeemtijd kunt synchroniseren nadat de virtuele machine wordt hervat of de inhoud van een snapshot is teruggedraaid.

    TPM 2.0

    Schakel deze optie in om een ‘Trusted Platform Module’ (TPM) toe te voegen aan de virtuele machine.

    Toetsenbord

    Selecteer het toetsenbord om toetsensignalen op te geven voor de toetsenbordtoewijzing van virtuele machines.

    VNC-consolepoort

    Geef een poortnummer op dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de VM-console.

    • Automatisch: Virtualization Station wijst automatisch een beschikbaar poortnummer toe aan de VM-console.

    • Aangepast: Selecteer deze optie om een poortnummer in te voeren voor de VNC-console.

      Opmerking:

      Geef een poortnummer op tussen 5900 en 5930.

    Toegang tot VM-console beperken

    Schakel beperkte aanmeldingstoegang tot de VM-console in.

    Tip:

    Wijs een VNC-wachtwoord toe aan de virtuele machine om de toegang op afstand te verwijderen.

    VNC-wachtwoord

    Schakel deze optie in om een wachtwoord te maken om het bureaublad voor de virtuele machine te openen.

    • Lengte: 1-8 tekens

    • Geldige tekens:A–Z, a–z, 0–9

    • Geldige speciale tekens:koppelteken (-), liggend streepje (_), punt (.)

    SPICE

    Schakel deze optie in om het SPICE-hulpprogramma voor verbinding op afstand met ondersteuning voor audio-overdrachten te gebruiken.

    SPICE-wachtwoord

    Geef een wachtwoord op voor de SPICE-verbinding.

    • Lengte: 1-8 tekens

    • Geldige tekens:A–Z, a–z, 0–9

    • Geldige speciale tekens:koppelteken (-), liggend streepje (_), punt (.)

  7. Klik op Toepassen.

Virtualization Station bewaart de instellingen.

Instellingen voor fysieke apparaten configureren

Met Virtualization Station kunt u een virtuele machine configureren en rechtstreeks de fysieke hardwareversnellers, PCI-, PCIe- en USB-apparaten opgeven en benaderen die met een specifiek hostapparaat zijn verbonden.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Klik op Bewerken.

    Het venster Algemeen wordt geopend.

  5. Klik op Fysieke apparaten.
  6. Configureer de instellingen voor USB-apparaten.
    1. Klik in het linkerdeelvenster op USB.
    2. Klik op Bewerken.
    3. Selecteer een beschikbaar USB-apparaat.
    4. Klik op Oké.

      Het venster USB-apparaat aansluiten wordt gesloten.

  7. Configureer de instellingen voor PCIe-apparaten.
    1. Klik in het linkerdeelvenster op PCIe.
    2. Klik op Bewerken.
    3. Selecteer een beschikbaar PCIe-apparaat.
    4. Klik op Oké.

      Het venster PCI- en PCIe-apparaat aansluiten wordt gesloten.

  8. Configureer de instellingen voor de hardwareversneller.
    1. Klik in het linkerdeelvenster op Versnellers.
    2. Klik op Bewerken.
    3. Selecteer een beschikbare hardwareversneller.
  9. Klik op Toepassen.

Virtualization Station bewaart de instellingen.

Snapshots van virtuele machines beheren

Dankzij snapshots kunt u met uw QNAP-apparaat op ieder moment de staat van uw virtuele machine vastleggen. Als zich een onverwachte situatie voordoet op uw systeem, dan kunt u terugkeren naar een vorige staat die de snapshot vastgelegd heeft. U kunt verschillende snapshots voor elke virtuele machine maken en beheren.

Een snapshot voor een virtuele machine maken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    De pagina Informatie wordt weergegeven.

  4. Ga naar Snapshots.
  5. Configureer de instellingen voor de snapshot.

    Instelling

    Beschrijving

    Snapshotnaam

    De naam die wordt gebruikt om de snapshot te herkennen.

    Vereisten:
    • Lengte: 1-32 tekens

    • Niet toegestaan: De naam kan niet beginnen met een spatie ( ).

    • De volgende speciale tekens zijn niet toegestaan: ` * = + [ ] \ | ; : ' " , < > / ? %

    Beschrijving

    De beschrijving voor de snapshot.

    Snapshot reserveren

    Selecteer Snapshot reserveren om de snapshot te behouden.

    Opmerking:

    Virtualization Station verwijdert de oudste niet-gereserveerde snapshot nadat het systeem het maximumaantal snapshots (32) heeft bereikt.

  6. Klik op Snapshot maken.

Virtualization Station maakt de snapshot.

Acties uitvoeren voor snapshots

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.

    De pagina Informatie wordt weergegeven.

  4. Ga naar Snapshots.
  5. Zoek een snapshot.
  6. Klik op .
  7. Voer een van de volgende taken uit.

    Taak

    Actie

    Terugzetten

    Klik om de oorspronkelijke staat van de virtuele machine te herstellen.

    Reserveren

    Klik om de snapshot te reserveren.

    Opmerking: Als het maximumaantal snapshots (32) is bereikt, wordt de oudste niet-gereserveerde snapshot verwijderd.

    Reservering opheffen

    Klik om de reservering van de snapshot ongedaan te maken.

    Informatie bewerken

    Klik op om de naam en beschrijving van de snapshot te wijzigen.

    Verwijderen

    Klik om de snapshot en bestanden te verwijderen.

Virtualization Station voert de opgegeven taak uit.

Een snapshot van een virtuele machine terugzetten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Ga naar Snapshots.
  5. Zoek een snapshotbestand.
  6. Klik op > Terugzetten.

    Het venster Terugzetten wordt geopend.

  7. Optioneel: Selecteer De tijd van de host synchroniseren.
    Belangrijk:

    Tijdsynchronisatie is niet van kracht wanneer de snapshot werd gemaakt vóórdat u seriële Virtio-schakeling inschakelde en de QNAP-gastagent op de virtuele machine hebt geïnstalleerd.

  8. Klik op Oké.
    Belangrijk:

    Als u een virtuele machine terugzet, worden alle USB-verbindingen verwijderd.

Virtualization Station zet de virtuele machine terug.

Logbestanden van virtuele machines beheren

Belangrijke gebeurtenissen, fouten en waarschuwingen worden geregistreerd voor zowel Virtualization Station als geïnstalleerde virtuele machines. U kunt logbestanden filteren op type of bepaalde logbestanden zoeken. Deze logbestanden kunnen worden gebruikt om problemen te diagnosticeren of bewerkingen van virtuele machines te controleren.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Selecteer een virtuele machine.
  4. Ga naar Logbestanden.
  5. Voer een van de volgende taken uit:

    Taak

    Actie van gebruiker

    Zoeken in logbestanden

    1. Zoek het veld Zoeken.

    2. Voer zoektermen in.

    Logbestand downloaden

    Klik op Opslaan;

    Tip:

    U kunt de logbestanden filteren door erin te zoeken voordat u ze opslaat.

Virtualization Station voert de opgegeven taak uit.

Plannen voor gegevensbescherming op virtuele machines

Virtualization Station biedt twee strategieën voor gegevensbescherming en noodherstel op virtuele machines: snapshots en reservekopieën.

Snapshots

Met snapshots van virtuele machines kunt u de staat en gegevens van een virtuele machine registreren op het moment waarop de snapshot werd gemaakt. Snapshots kunnen worden gebruikt om virtuele machines te herstellen naar een specifiek moment wanneer er een storing in een virtuele machine of een systeemfout optreedt.

Opmerking:

U kunt geen snapshots maken van virtuele machines die zijn verbonden met fysieke apparaten (zoals PCIe-, SR-IOV- en Intel® QAT-versnellers) of virtuele SATA-schijven.

Reservekopie

Met reservekopieën van virtuele machines kunt u identieke kopieën van een virtuele machine maken en opslaan, inclusief de virtuele schijf en eventuele configuratiebestanden. U kunt deze reservekopiebestanden gebruiken om de virtuele machines helemaal te herstellen in geval van corruptie of gegevensverlies.

Een plan voor gegevensbescherming op basis van reservekopieën maken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Gegevensbescherming.
  3. Klik op Maken.

    Het venster Plan voor gegevensbescherming maken wordt geopend.

  4. Configureer de instellingen voor het plan voor gegevensbescherming.

    Instelling

    Actie

    Naam van plan

    Geef een naam op voor het plan voor gegevensbescherming.

    Beschrijving

    Geef een optionele beschrijving op voor het beschermingsplan.

    Strategie

    Selecteer Reservekopie maken.

  5. Klik op Volgende.
  6. Selecteer een of meer virtuele machines.
  7. Klik op Volgende.
  8. Geef een bestemming op waar de reservekopiebestanden moeten worden opgeslagen.

    Doel

    Actie

    Lokaal apparaat

    1. Klik op .

      Het venster Selecteer een map wordt geopend.

    2. Kies een doelmap.

    3. Klik op Oké.

    Extern apparaat

    1. Selecteer een extern apparaat in de vervolgkeuzelijst.

      Tip:

      Klik op Nieuwe referentie om een nieuw extern apparaat toe te voegen.

    2. Klik op .

      Het venster Selecteer een map wordt geopend.

    3. Kies een doelmap.

    4. Klik op Oké.

  9. Klik op Volgende.
  10. Optioneel: Configureer de instellingen voor het behouden en plannen van reservekopieën van virtuele machines.
    1. Geef op hoeveel reservekopieën maximaal mogen worden bewaard.
      Opmerking:

      Nadat het systeem het maximumaantal reservekopieën heeft bereikt, verwijdert Virtualization Station de oudste reservekopie voordat er een nieuwe reservekopie wordt gemaakt.

    2. Klik naast Planning, op .

      Virtualization Station schakelt de instellingen voor het reservekopieschema in.

    3. Selecteer de frequentie waarmee reservekopieën worden gemaakt.
    4. Optioneel: Selecteer Meteen reservekopie maken van de VM.
  11. Klik op Volgende.
  12. Controleer de instellingen voor het plan voor gegevensbescherming.
  13. Klik op Maken.

Virtualization Station maakt het plan voor gegevensbescherming voor reservekopieën voor de geselecteerde virtuele machines.

Een plan voor gegevensbescherming op basis van snapshots maken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Gegevensbescherming.
  3. Klik op Maken.

    Het venster Plan voor gegevensbescherming maken wordt geopend.

  4. Configureer de instellingen voor het plan voor gegevensbescherming.

    Instelling

    Actie van gebruiker

    Naam van plan

    Geef een naam op voor het plan voor gegevensbescherming.

    Beschrijving

    Geef een optionele beschrijving op voor het beschermingsplan.

  5. Klik op Snapshot als strategie.
  6. Klik op Volgende.
  7. Selecteer een of meer virtuele machines.
  8. Klik op Volgende.
  9. Optioneel: Configureer de instellingen voor het snapshotschema.
    1. Klik op .

      Virtualization Station schakelt de instellingen voor het snapshotschema in.

    2. Selecteer de snapshotfrequentie.
  10. Klik op Volgende.
  11. Controleer de instellingen voor het plan voor gegevensbescherming.
  12. Klik op Maken.

Virtualization Station maakt het plan voor gegevensbescherming voor snapshots voor de geselecteerde virtuele machines.

Een virtuele machine herstellen aan de hand van een reservekopiebestand

  1. Open Virtualization Station.

    Het venster Virtuele machine herstellen wordt geopend.

  2. Klik in het menu op Gegevensbescherming.
  3. Klik op Herstellen.

    Het venster Virtuele machine herstellen wordt geopend.

  4. Selecteer een reservekopiebestand.

    Bron

    Actie

    Lokaal apparaat

    1. Klik op .

      Het venster Selecteer een map wordt geopend.

    2. Selecteer een map.

    3. Klik op Oké.

    Extern apparaat

    1. Selecteer een extern apparaat.

      Tip:

      Klik op Nieuwe referentie om een nieuw extern apparaat toe te voegen.

    2. Klik op .

      Het venster Selecteer een map wordt geopend.

    3. Selecteer een map.

    4. Klik op Oké.

  5. Klik op Volgende.
  6. Selecteer minimaal één reservekopiebestand.
  7. Klik op Volgende.
  8. Selecteer een herstelmethode.
    • De bestaande virtuele machine overschrijven: Verwijdert de bestaande virtuele machine en vervangt deze door de virtuele machine uit de reservekopie.

    • Maak een nieuwe virtuele machine: Behoudt de bestaande virtuele machine en maakt een nieuwe virtuele machine aan de hand van het geselecteerde bestand.

  9. Klik op Volgende.
  10. Optioneel: Configureer de instellingen voor de virtuele machine.
    1. Selecteer Instellingen voor de virtuele machine configureren en de virtuele machine uitschakelen.
    2. Geef de naam van de virtuele machine op.
    3. Geef het aantal CPU-kerngeheugens op.
    4. Geef de geheugenbronnen op.
    5. Configureer de instellingen voor de netwerkadapter.
  11. Klik op Volgende.
  12. Controleer de herstelinstellingen.
  13. Klik op Herstellen.

Virtualization Station herstelt de virtuele machine.

Plannen voor gegevensbescherming beheren

In het scherm Gegevensbescherming kunt u plannen voor gegevensbescherming maken, beheren en verwijderen in Virtualization Station. In dit scherm kunnen gebruikers de status en uitvoeringsdatum van elk reservekopie- en snapshotplan, de locatie van de doelmap en de schema-informatie voor elk plan weergeven.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik op Gegevensbescherming.

    De lijst met plannen voor gegevensbescherming wordt weergegeven.

  3. Selecteer minimaal één plan voor gegevensbescherming.
  4. Voer een van de volgende taken uit.

    Taak

    Beschrijving

    Actie

    Plan direct uitvoeren

    Gebruik deze actie om een plan voor gegevensbescherming direct te starten.

    Klik op Acties > Direct uitvoeren aan de bovenkant van het deelvenster.

    Een plan wijzigen

    Gebruik deze actie om de instellingen van een plan voor gegevensbescherming te bewerken.

    Zoek een plan voor gegevensbescherming en klik vervolgens op > Bewerken in de kolom Actie.

    Een plan onderbreken

    Gebruik deze actie om een actief plan voor gegevensbescherming te onderbreken.

    Klik op Acties > Pauzeren aan de bovenkant van het deelvenster.

    Een plan hervatten

    Gebruik deze actie om een gepauzeerd plan voor gegevensbescherming te hervatten.

    Klik op Acties > Hervatten aan de bovenkant van het deelvenster.

    Een plan verwijderen

    Gebruik deze actie om een plan voor gegevensbescherming te verwijderen.

    Klik op Actie > Verwijderen aan de bovenkant van het deelvenster.

    Snapshotinstellingen beheren

    Gebruik deze actie om snapshots te beheren.

    Zoek een snapshotplan en klik vervolgens op > Snapshots in de kolom Actie.

    Raadpleeg Acties uitvoeren voor snapshots voor meer informatie.

    Een virtuele machine herstellen

    Gebruik deze actie om een virtuele machine te herstellen aan de hand van een reservekopiebestand.

    Zoek een reservekopieplan en klik vervolgens op > Herstellen in de kolom Actie.

    Raadpleeg Een virtuele machine herstellen aan de hand van een reservekopiebestand voor meer informatie.

    Virtualization Station voert de opgegeven actie uit.

Toepassingsvoorkeuren

Met Virtualization Station kunt u centraal geheugengebruik, referenties van externe apparaten, opslag voor virtuele machines en toegangspoorten configureren. Alle instellingen worden toegepast op elke virtuele machine die op uw QNAP-apparaat wordt uitgevoerd.

Geheugenvoorkeuren configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Voorkeuren > Geheugen;
  3. Configureer de inrichting van het systeemgeheugen.

    Optie

    Beschrijving

    Reservering van geheugen

    Reserveert een opgegeven hoeveelheid geheugen specifiek voor het uitvoeren van uw QNAP-apparaat

    Het gebruik van deze optie waarborgt dat uw apparaat voldoende geheugen heeft om moeiteloos te worden uitgevoerd en dat virtuele machines niet te veel geheugen gebruiken.

    Belangrijk:

    Deze instelling is standaard ingesteld op Geen. Hiermee wordt al het geheugen toegewezen aan actieve virtuele machines. Dit kan echter leiden tot onvoldoende geheugen voor uw QNAP-apparaat.

    Overtoewijzing van geheugen

    Hiermee kunt u meer virtueel geheugen toewijzen aan virtuele machines dan er aanwezig is op het fysieke apparaat

    Belangrijk:

    QNAP adviseert u om een maximale overmatige toewijzing van 50% te gebruiken om te zorgen dat de services goed worden uitgevoerd.

  4. Optioneel: Schakel de geheugenoptimalisatiefunctie in.
    Opmerking:

    De geheugenoptimalisatie beheert het geheugengebruik voor zowel het fysieke systeem als voor eventuele virtuele machines. Met deze functie kan Virtualization Station een hogere geheugendichtheid op het systeem realiseren door extra CPU-gebruik in te zetten om identiek geheugen samen te voegen en dynamisch gastgeheugen toe te wijzen.

    1. Klik op Geheugenoptimalisatie inschakelen.
  5. Klik op Toepassen.

Virtualization Station slaat de geheugeninstellingen op.

Referenties voor externe apparaten configureren

Opmerking:

U kunt alleen referenties toevoegen voor QNAP-apparaten.

Referenties voor een extern apparaat toevoegen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Voorkeuren > Referenties van externe apparaat.
  3. Klik op Maken.

    Het venster Nieuwe referentie wordt geopend.

  4. Configureer de instellingen.

    Instelling

    Beschrijving

    Weergavenaam

    De naam die wordt gebruikt om het externe apparaat te herkennen.

    IP-adres/hostnaam

    Het hostnaam of het IP-adres van het externe apparaat.

    Tip:

    Klik op > Vernieuwen om automatisch te zoeken naar alle apparaten binnen hetzelfde subnet van het netwerk.

    Poortnummer

    Het poortnummer dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot het externe apparaat.

    Tip:

    Schakel SSL-verbinding gebruiken in om de externe verbinding te beveiligen.

    Gebruikersnaam

    De gebruikersnaam om toegang te krijgen tot het externe apparaat.

    Wachtwoord

    Het wachtwoord om toegang te krijgen tot het externe apparaat.

  5. Optioneel: Klik op Testen.

    Virtualization Station test de instellingen.

  6. Klik op Maken.

Virtualization Station slaat de informatie van het externe QNAP-apparaat op.

Referenties voor externe apparaten bewerken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Voorkeuren > Referenties van externe apparaat.
  3. Zoek een bestaand extern QNAP-apparaat.
  4. Klik op .

    Het venster Informatie van extern apparaat bewerken wordt geopend.

  5. Wijzig de accountinstellingen.

    Raadpleeg Referenties voor een extern apparaat toevoegen voor meer informatie.

  6. Klik op Toepassen.

Virtualization Station wijzigt de informatie van het externe QNAP-apparaat.

Referenties voor externe apparaten verwijderen

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Voorkeuren > Referenties van externe apparaat.
  3. Selecteer minimaal één extern QNAP-apparaat.
  4. Klik op Verwijderen.

    Het venster Verwijder informatie van extern apparaat wordt geopend.

  5. Klik op Oké.

Virtualization Station verwijdert de informatie van het externe QNAP-apparaat.

Poort- en opslagvoorkeuren configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Voorkeuren > Poorten en opslagruimte.
  3. Geef de nummers van de servicepoorten op.
  4. Selecteer de opslaglocatie voor de virtuele machines.
    • Standaardlocatie: De geselecteerde map is de standaardlocatie voor het registreren van alle virtuele machines, hun virtuele schijven en configuratiebestanden.

    • Downloadlocatie voor virtuele apparaten: Deze locatie wordt gebruikt om alle virtuele apparaten te downloaden die in de VM-marktplaats zijn gedownload.

    • Windows® VM Downloadlocatie: De geselecteerde map is de aangewezen locatie voor alle gedownloade virtuelemachinebestanden van Windows.

  5. Klik op Toepassen.

Virtualization Station slaat de instellingen voor de poort en opslaglocatie op.

Bronnenbeheer

U kunt in Virtualization Station de taal wijzigen, foutopsporingsrapporten downloaden en installatiekopieën van virtuele machines omzetten.

Gebruikersbeheer in Virtualization Station

Dit scherm biedt toegang tot mogelijkheden voor accountbeheer in Virtualization Station. U kunt hier gebruikersaccounts voor Virtualization Station maken en verwijderen en bepalen hoe deze accounts communiceren met virtuele machines die op uw apparaat worden uitgevoerd.

Een gebruikersaccount voor Virtualization Station maken

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Beheer > Gebruikers.
  3. Klik op Maken.

    Het venster Gebruiker maken wordt geopend.

  4. Configureer de accountinstellingen.

    Veld

    Beschrijving

    Gebruikersnaam

    De gebruikersnaam voor het account.

    Wachtwoord

    Het wachtwoord voor het account.

    Wachtwoord bevestigen

    Voer het wachtwoord opnieuw in voor het account.

    Beschrijving

    Informatie die wordt gebruikt om het account te herkennen.

  5. Klik op Maken.

    Het venster Virtuele Machine-machtigingen wordt geopend.

  6. Geef de machtigingen voor de virtuele machine op.
  7. Klik op Oké.

Virtualization Station maakt het gebruikersaccount.

Gebruikersaccounts voor Virtualization Station beheren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Beheer > Gebruikers.
  3. Zoek een bestaand gebruikersaccount.
  4. Klik op .
  5. Voer een van de volgende taken uit:

    Taak

    Actie

    Wijzig het gebruikersaccount voor de virtuele machine

    1. Klik op Details van gebruiker bewerken.

      Het venster Details van gebruiker bewerken wordt geopend.

    2. Geef een nieuw wachtwoord op.

    3. Voer het wachtwoord opnieuw in.

    4. Optioneel: Voer een accountbeschrijving in.

    5. Klik op Toepassen.

    Gebruikersmachtigingen bewerken

    1. Klik op Machtigingen bewerken.

    2. Wijzigen de gebruikersmachtigingen voor elke virtuele machine.

    3. Klik op Oké.

    Een gebruiker verwijderen

    1. Klik op Verwijderen.

      Het venster Gebruikersaccounts verwijderen wordt geopend.

    2. Klik op Oké.

Virtualization Station voert de opgegeven taak uit.

Gedeelde koppelingen beheren

Op de pagina Gedeelde koppelingen kunt u gedeelde koppelingen openen en beheren die zijn gemaakt voor virtuele machines in Virtualization Station.

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Beheer > Gedeelde koppelingen.
  3. U kunt de volgende taken uitvoeren voor gedeelde koppelingen.

    Taak

    Actie

    De console voor virtuele machines openen

    Klik op de URL om de VM-console te openen.

    De gedeelde koppeling kopiëren

    Klik op om de URL naar de VM-console te kopiëren.

    De gedeelde koppeling verwijderen

    1. Selecteer minimaal één URL naar de VM-console.

    2. Klik op Verwijderen.

      Virtualization Station verwijdert de gedeelde koppelingen en stopt met het delen van gegevens.

Virtualization Station voert de opgegeven taak uit.

Taalvoorkeuren configureren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Klik in de rechterbovenhoek op .
  3. Klik op Taal.
  4. Selecteer een taaloptie.

Virtualization Station past de geselecteerde taaloptie toe.

Een installatiekopie voor een virtuele machine omzetten

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Virtuele machines.
  3. Klik in het bovenste deelvenster op .
  4. Klik op Hulpprogramma's > Image Converter.

    Het venster Image Converter wordt geopend.

  5. Selecteer een bestaande installatiekopie.
    Belangrijk:

    Virtualization Station kan alleen .vmdk- en .vdi-installatiekopieën omzetten

    1. Klik op .
    2. Selecteer een bestaande installatiekopie.
    3. Klik op Oké.
  6. Selecteer een locatie voor de omgezette installatiekopie.
    1. Klik op .
    2. Selecteer een locatie.
    3. Klik op Oké.
  7. Klik op Converteren.

Virtualization Station converteert de installatiekopie.

Logbeheer

Belangrijke gebeurtenissen, fouten en waarschuwingen worden geregistreerd voor zowel Virtualization Station als geïnstalleerde virtuele machines. U kunt logbestanden filteren op type of bepaalde logbestanden zoeken. Deze logbestanden kunnen worden gebruikt om problemen te diagnosticeren of bewerkingen van virtuele machines te controleren.

Logbestanden voor virtuele machines beheren

  1. Open Virtualization Station.
  2. Ga naar Logbestanden.
  3. Voer een van de volgende taken uit:

    Taak

    Actie van gebruiker

    Zoeken in logbestanden

    1. Zoek het veld Zoeken.

    2. Voer zoektermen in.

    Logbestand downloaden

    1. Klik onder Acties op Opslaan.

    Tip:

    U kunt de logbestanden filteren door erin te zoeken voordat u ze opslaat.

    Logbestanden verwijderen

    1. Klik onder Acties, op Wis alles.

      Het venster Wis alle logs wordt geopend.

    2. Klik op Oké.

Virtualization Station voert de opgegeven taak uit.

Was dit artikel nuttig?

36% van de mensen vond dit nuttig
Bedankt voor uw feedback.

Vertel ons a.u.b. hoe we dit artikel kunnen verbeteren.

Hieronder kunt u eventuele aanvullende feedback toevoegen.

Kies specificatie

      Toon meer Minder

      Deze website in andere landen/regio's:

      open menu
      back to top